Nieuws

Graslandmanagement voor reductie van methaan en ammoniak

Bron foto: Anton Havelaar, black and white cows in green meadow near modern farm in the netherlands (Shutterstock license)
Samenvatting
  • Onderwerp
    emissie, weidegang, managementmaatregelen
  • Interessant voor
    melkveehouders, adviseurs, beleidsmakers, onderzoekers
Bekijk de bronnen
De ammoniak (NH3) en methaan (CH4) emissies van 15 melkveebedrijven zijn in 2020 via modelberekeningen in de Kringloopwijzer in kaart gebracht. Op basis van de analyse wordt verwacht dat weidebedrijven hun CH4-emissie met 3-12% kunnen verminderen door managementmaatregelen toe te passen. Voor een meer robuuste interpretatie is het essentieel om deze analyse over meerdere jaren uit te voeren en daarbij een grotere en representatieve groep bedrijven te betrekken. Op deze manier kunnen de beste maatregelen geïdentificeerd worden.

Graslandmanagement speelt een cruciale rol bij het reduceren van emissies op melkveebedrijven, maar is in de praktijk nog niet specifiek onderzocht. Terwijl weidegang en het gebruik van (vers) gras doorgaans als randvoorwaarde worden gesteld binnen duurzaamheidsmaatregelen, kan ook gericht graslandbeheer een structurele bijdrage bieden voor het verlagen van ammoniak- (NH3) en methaanemissies (CH4).

Bevorderen biodiversiteit en koolstofopslag bodem

Uit de praktijk blijkt dat gras en graslandmanagement een sterke invloed hebben op de bedrijfsvoering en (duurzaamheids)prestaties van melkveebedrijven, zoals de bevordering van biodiversiteit en de koolstofopslag in graslandbodems. Toch ontbreekt er bij melkveehouders, adviseurs en onderzoekers vaak kennis en inzicht over hoe graslandmanagement precies van invloed is op zowel de voerproductie als de (integrale) milieuprestaties. Dit is opvallend, aangezien grasproducten een fundamenteel onderdeel vormen van de melkveehouderij.

Kringloopwijzer

In het onderzoek in 2020 zijn 15 melkveebedrijven via modelberekeningen in de Kringloopwijzer in kaart gebracht. Het Kringloopwijzermodel is in het onderzoek verder uitgebreid, specifiek met een uitgebreidere invoer rondom grasland gerelateerd aan CH4 en NH3 emissies en een aangepaste emissiefactor voor CH4. Het doel van deze uitbreiding was om inzicht te krijgen in de effecten van bedrijfsopzet en management op de emissies. Zo is er onderzocht of de verschillen in voeren en weiden in verband kunnen worden gebracht met variatie in emissies. De verwachting was dat meer uren weiden leiden tot emissiereductie van zowel ammoniak als methaan, doordat koeien een hogere vers gras inname wat een lager RE-gehalte heeft.

Variatie tussen weidebedrijven

De resultaten van deze verkenning laten zien dat meer uren weiden en een hogere opname van vers gras kan bijdragen aan het gelijktijdig reduceren van zowel CH4- en NH3-emissie op melkveebedrijven. Weidebedrijven laten een grote variatie zien in de emissie van methaan (CH4) uit de pens, met een factor 1,5 verschil, en ammoniak (NH3), met een factor 5. Dit wijst op een aanzienlijke reductiepotentie voor deze emissies. Echter, niet alle reductiepotentie kan volledig worden benut, aangezien factoren zoals de bedrijfsopzet en grondsoort de maximale haalbare reductie op individuele bedrijven beïnvloeden. Uit aanpassingen in de emissiefactoren (EF) en de eerste maatregelen, zoals een groter aandeel vers gras in het rantsoen, blijkt dat weidebedrijven een cumulatieve reductie van CH4-emissie kunnen realiseren van gemiddeld 6%. Op basis van de analyse over 2021 wordt verwacht dat weidebedrijven hun CH4-emissie met 3-12% kunnen verminderen door managementmaatregelen toe te passen.

Meer bedrijven analyseren

Deze analyse richtte zich op 15 bedrijven uit de dataset van 2021 en dient als verkennend onderzoek. Het beperkte aantal bedrijven en de korte tijdsperiode maken dat de resultaten niet direct kunnen worden vertaald naar sectorniveau of de praktijk. Het doel van deze analyse was vooral om nieuwe mogelijke verbanden en inzichten te identificeren die voorheen niet aan het licht waren gekomen. De volgende stap is om grotere en representatieve groep bedrijven erbij te betrekken. Zo kunnen maatregelen geïdentificeerd worden.