Inzetten op verduurzaming
Onderwerp
Column Harry Kager
Interessant voor
Melkveehouders
Het kaartje in de startnotitie bevat reductiepercentages van 12% voor landbouwgebieden, 95% in gebieden met natuur en 47% en 58% in veenweide- en transitiegebieden. De voorgestelde reductie van 12% in landbouwgebieden is gebaseerd op autonome ontwikkelingen sinds referentiejaar 2018. Dat betekent dat in die gebieden wat betreft stikstof niets extra’s hoeft te gebeuren en boeren niets hoeven te veranderen de komende jaren. Dat lijkt mooi, maar het is vooral een gemiste kans voor verduurzaming. Zeker in het licht van de klimaatopgave die ook serieuze aandacht behoeft op alle bedrijven. Tegelijkertijd moeten andere regio’s heel veel reduceren, wat moeilijk realiseerbaar is. Tel daarbij op dat andere sectoren nog buiten schot blijven en het gevolg is weerstand van boeren en het platteland in den breedte. Dit is jammer want een transitie is mensenwerk. Voor een duurzamere land- en tuinbouw is het nodig dat met boeren wordt samengewerkt en juist een beroep op hun vakmanschap wordt gedaan.
Verduurzamen
Voor de sector als geheel en de omgeving is het een gemiste kans dat sommige landbouwgebieden geen bijdrage hoeven te leveren aan de stikstofreductie. Het efficiënter werken met stikstof in de kringloop en het beperken van ammoniakemissie zorgt namelijk voor een duurzamere land- en tuinbouw. Dat geldt natuurlijk voor alle landbouwgebieden. Door eenvoudige oplossingen en vakmanschap van boeren en tuinders is het mogelijk om tientallen procenten te reduceren. Grootschalig hierop inzetten zorgt voor verduurzaming en nauwelijks extra kosten. Van mij mogen mensen in Den Haag dit ook kringlooplandbouw noemen. Het zou een ‘no brainer’ moeten zijn, maar helaas staat het nog niet op de kaart.
Inzetten op integrale oplossingen en aangepaste bemesting in landbouwgebieden kan prima zorgen voor tientallen procenten emissiereductie. Een integrale oplossing is noodzakelijk gezien de complexe (biologische) processen waar de boeren mee te maken hebben. Als de landbouwgebieden – die nu voor 12% reductie staan - iets extra’s zouden doen, dan kunnen de overige zones zoals veenweide en transitiegebieden iets worden ontlast en beter realiseerbare reductiepercentages krijgen toegewezen. Dat is ook nodig, want in de veenweide en transitiegebieden zou je als samenleving juist boeren moeten willen hebben voor extensief beheer. Bovendien kunnen dan slimme oplossingen over heel Nederland worden uitgerold en overal zorgen voor een duurzamere land- en tuinbouw, waarmee ook door boeren geanticipeerd wordt op vervolgopgaven naar 2050 . Duurzaamheid is ook in 2030 niet af.
Integrale oplossingen
De ammoniakemissies, zoals gemeten bij het programma Integraal Aanpakken op praktijkbedrijven, verschillen enorm per bedrijf en per koe. Net als de methaanemissies (van belang voor de klimaatopgave). De grote variatie op bedrijven biedt aanknopingspunten voor reductie. Wat doet een boer met lage emissies anders dan anderen? Hiervan kunnen we leren met elkaar. Integraal Aanpakken laat zien dat er tal van mogelijkheden zijn om reductie te bewerkstelligen via voer-, dier-, stal- en mestmaatregelen. Een deel van die maatregelen is al heel geschikt voor de praktijk en (relatief) goedkoop. Logische en nu al praktisch toepasbare oplossingen zijn sturen op minder eiwit in het rantsoen van de koe, extra weidegang en het schoon houden van de roosters. Hiermee kan een reductie worden gehaald tot 40%. Tegelijkertijd vindt er bij deze maatregelen geen afwenteling plaats, dat wil zeggen dat de maatregelen ook positief kunnen uitpakken voor water, klimaat, biodiversiteit en het verdienpotentieel van boeren intact laten.
De genoemde integrale oplossingen zijn wetenschappelijk onderbouwd en aangetoond in de praktijk. De uitdaging is daarom niet om nieuwe maatregelen te bedenken of dure nieuwe stalconcepten te ontwikkelen met slechts de focus op ammoniak, terwijl de klimaatopgave ook gerealiseerd moet worden. De uitdaging is vooral om deze integrale oplossingen snel te gaan implementeren en de toepassing ervan te gaan borgen. Provincies, ministeries en sector zouden hiermee bezig moeten gaan. Op die manier kunnen betaalbaar tientallen procenten nationale ammoniakemissie worden gereduceerd en de land- en tuinbouw blijvend worden verduurzaamd. Met een dergelijke aanpak leggen we ook meer focus op de blijvers – het grootste deel van de landbouwbedrijven.