Nieuws

Mesttoediening en ammoniakreductie: informatiesessie beleidsmedewerkers Zeeland

Dijk in Nederland - Frank Hartel via Pixabay
Bron foto: Frank Hartel, Pixabay (Pixabay licence)
Samenvatting
  • Onderwerp
    dialoogsessie beleidsmedewerkers
  • Interessant voor
    Zeeuwse veehouders
Bekijk de bronnen
De provincies hebben een belangrijke rol op het gebied van ammoniak- en klimaatbeleid. Daarom organiseerde Integraal Aanpakken samen met de ZLTO op 19 december een dialoogsessie voor provinciale beleidsmedewerkers op de dossiers landbouw, natuur, water, veehouderij en het Nationaal Programma Landelijk Gebied. Omdat Zeeland vooral ook veel akkerbouw heeft, kwam onderzoeker Jan Huijsmans van Wageningen Plant Research mee om te vertellen over de mogelijkheden voor ammoniakreductie bij mesttoediening.

Het programma Integraal Aanpakken werkt aan integrale oplossingen voor emissiereductie in de veehouderij. Harry Kager van Schuttelaar & Partners vertelde over het programma, de verschillende emissies en oplossingsrichtingen. Daarbij is een van de boodschappen dat oplossingen aan de voorkant, denk aan voer- en dieroplossingen, interessant zijn. Bijvoorbeeld het verlagen van het ruw eiwitgehalte in het rantsoen en meer beweiding van runderen zorgt voor minder emissie van ammoniak en ook het broeikasgas methaan wordt hierdoor minder uitgestoten. Emissies in de stal zijn met managementmaatregelen terug te brengen en eventueel nog verder te reduceren met stal- en mesttechnieken. Een integrale aanpak betekent echter ook dat je moet kijken naar de effecten op bodem en bemesting.

Bij koeien is ca. 40% van de totale ammoniakemissie te wijten aan mesttoediening, bij varkens ca 25%. Het is dus relevant om te weten op welke manier emissies te reduceren zijn bij mesttoediening. De hoeveelheid stikstofemissie die vrijkomt bij het uitrijden van mest hangt af van diverse emissiefactoren. De grondsoort, bouwland of grasland, de weeromstandigheden, de methode van toediening, de mestsamenstelling en de hoeveelheid toegediende mest. Samengevat: wanneer wordt hoeveel en welke mest hoe en waar uitgereden? De formule van de berekening van de totale ammoniakemissie kan opgeschreven worden als ‘emissiefactor EF * activiteitendata’. Activiteitendata zijn statistische data over bovenstaande parameters, zoals de methode die in de praktijk is gebruikt.

Methode van mesttoediening

De bovengrondse toediening van mest op grasland is al verboden sinds ca. 1990, het referentiejaar van huidige metingen. Gemiddeld 74% van de ammoniak emitteerde bij deze techniek bij toepassing op grasland. Sinds het verbod is de totale ammoniakemissie bij mesttoediening flink gedaald. Op zandgrond is de zodenbemester verplicht ( 15-20% emissie). Op overige bodems wordt meestal de sleepvoet gebruikt (circa 30% emissie). Natte omstandigheden (regen) drukken de ammoniakemissie, maar die kunnen ook gesimuleerd worden door beregening. Zelf water toevoegen aan de mest bij mesttoediening met de sleepvoet (verdunning: 2 delen mest, 1 deel water) reduceert de ammoniakemissie tot het niveau als bij zodenbemesting. Op bouwland is mestinjectie verreweg de meest emissiearme methode: gemiddeld emitteert slechts 2% van de ammoniak.

Mestadditieven voor ammoniakreductie

Er zijn weinig echt goede mestadditieven voor ammoniakreductie tot op heden. Er is soms een afwentelingsrisico: een middel resulteert misschien wel in ammoniakreductie, maar heeft een negatief effect op een andere parameter. Niet echt integraal, dus. Een bekend middel is zwavelzuur, maar het nadeel daarbij is dat er zo meer zwavel op het land komt dan het gewas nodig heeft. Voor de juiste hoeveelheid zwavel voor het gewas, kan slechts gemiddeld circa 1/3 van de mest aangezuurd worden bij toediening op grasland. Digestaat, een ander bekend product, resulteert weer in een hogere pH van de mest, en kan daardoor wellicht zelfs de ammoniakemissie verhógen.

Kansen voor Zeeland

De provincie Zeeland heeft ca. 20% grasland en 80% bouwland. Op papier is de methode van mesttoediening in 86% van de gevallen injectie, maar in de praktijk ligt dat percentage waarschijnlijk lager. Dat bleek uit een samenvatting van controles van de NVWA en de verkregen data uit interviews die Wageningen Plant Research heeft uitgevoerd bij loonwerkers. Daar is dus nog winst te behalen. Verder noemt Jan Huijsmans netjes werken én het invoeren van juiste activiteitendata als belangrijkste aandachtspunten. Hoe accurater de data, hoe correcter de ammoniakemissie berekend kan worden.