Nieuws

Resultaten monitoring emissies uit melkveestallen periode 2018 - 2020

Samenvatting
  • Onderwerp
    Monitoring, Emissie
  • Interessant voor
    Melkveehouder
Bekijk de bronnen
Onderzoekers van Wageningen University & Research hebben vastgesteld hoeveel methaan de gemiddelde Nederlandse melkveestal uitstoot. In 2012 werd dit onderzoek voor het laatst gedaan. De nieuwe cijfers wijzen uit dat het gaat om gemiddeld 189 kilo methaan per dierplaats per jaar. Wel blijkt dat er grote verschillen zijn in uitstoot per stal. “Dat biedt aanknopingspunten voor verder onderzoek”, zegt Nico Ogink van Wageningen Livestock Research.

Methaan is een krachtig broeikasgas. Het opwarmingseffect van methaan is tot wel 35 keer sterker dan dat van CO2. Van de totale Nederlandse methaanuitstoot komt 64% uit de veehouderij. Die sector staat dus aan de lat om de methaanemissie drastisch te reduceren. Dat is dan ook vastgelegd in het Nationaal Klimaatakkoord uit juni 2019: in 2030 moet de sector circa 2 megaton CO2-equivalenten hebben bespaard.

De onderzoekers hebben tussen november 2018 en maart 2020 op 18 melkveebedrijven in totaal 130 24-uurs emissiemetingen gedaan. Hiermee is verder zicht gekomen op de gemiddelde methaan-, ammoniak- en lachgasemissie op melkveebedrijven en de spreiding daarvan binnen en tussen bedrijven. De gemiddelde emissie +/- de standaarddeviatie tussen bedrijven bedroeg:

  • Methaan: 189 +/- 54 kg CH4 per dierplaats per jaar,
  • Ammoniak: 13,4 kg +/- 3,2 kg NH3 per dierplaats per jaar en
  • Lachgas: 0,59 +/- 0,24 kg N2O per dierplaats per jaar

“Er zitten dus grote verschillen in methaanuitstoot per stal. In het onderzoeksprogramma Integraal Aanpakken bekijken we nu wat daarbij de belangrijkste invloedsfactoren zijn”, zegt Ogink.

Geen significante verschillen tussen bedrijven

“De 18 melkveehouderijen verschillen op diverse punten van elkaar. Zo had een aantal een betonnen roostervloer en een aantal een emissiearme vloer.”, legt Ogink uit. “Ook waren er verschillen tussen gebruikte koeienrassen en nemen enkele veehouders deel aan ons duurzaamheidsproject Koeien en Kansen.”

Uit de resultaten blijkt dat tussen geen van deze subcategorieën significante verschillen in emissies bestaan. Dus wat betekent dat nu? Het is in ieder geval nog te vroeg om te concluderen dat bijvoorbeeld emissiearme vloeren geen nut hebben of dat deelname aan Koeien en Kansen niet leidt tot lagere emissies, zegt Ogink: “Dit onderzoek is ook niet opgezet om die vragen te toetsen. Zo hebben we 6 verschillende typen emissiearme vloeren in het onderzoek, en van elk type maar 1 bedrijf. Gemiddeld ligt de ammoniakemissie bij deze 6 bedrijven lager dan in de subcategorie zonder emissiearme vloeren maar door de grote spreiding in beide groepen is dit verschil niet significant. Verder ligt stalemissie van methaan, ammoniak en lachgas bij de Koeien en Kansen-bedrijven lager dan bij de overige bedrijven, maar ook hier zijn de verschillen niet significant. Het is dus noodzakelijk dat we dat verder onderzoeken. Een ander onderzoek specifiek naar de effectiviteit van emissiearme vloeren start later dit jaar.”

Live dashboard in de stal

Ogink pleit ervoor dat veehouders beter zicht krijgen op de emissieprestaties van hun stallen. “Het liefst via een live dashboard”, zegt de wetenschapper, “Nu heeft de veehouder alleen de emissiefactor als uitgangspunt. Bovendien is het heel lastig om op het blote oog vast te stellen of er veel of weinig emissies zijn. En er is weinig prikkel en bewegingsruimte om beter te presteren.

Naast de nu gerapporteerde resultaten hebben we op deze 18 bedrijven ook continue emissiemetingen uitgevoerd. De komende tijd zullen we nagaan of die meerwaarde hebben bij het bepalen van emissieniveaus en sturingsmogelijkheden voor de veehouder. Op termijn zou je dan toe kunnen werken naar doelafspraken met veehouders; een emissieplafond. De veehouder mag dan zelf bepalen hoe hij daaronder blijft: met emissiearme technieken of andere managementmaatregelen. Dat doet een beroep op het vakmanschap en geeft ondernemers meer vrijheid om te denken in oplossingen.”

Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en uitgevoerd in samenwerking met CLM en Monteny Milieuadvies.